Toiletpapier; het witte goud van hotels

10 June 2018, 17:59 uur
Columns
mainImage
Digitaal Dagblad
Toiletpapier; het witte goud van hotels

Er zijn zo van die kleine ergernissen in het leven. Ik schets u het volgende. Je komt ’s avonds je hotelkamer op, waar dan ook ter wereld, en je doet het grote licht aan. Vervolgens zet je je spullen neer en om gelijk in een bepaald sfeertje te komen knip je het leeslampje aan en doe je het grote licht weer uit. Heel vaak, waarom is mij volslagen onduidelijk, blijkt zo’n leeslampje dan meer licht te geven dan de centrale lamp aan het plafond. Waarom in godsnaam? Wie heeft bedacht dat het prettig is om een leeslampje naast je bed te hebben van minstens 80 watt zodat je partner absoluut niet kan slapen wanneer jij nog even je lekkere vakantie leesboek ter hand neemt.

Of het witte goud in hotels; toiletpapier. Zeker wanneer je op een rondreis bent en je met het hele gezin een hotelkamer deelt is het prettig om na een dag vol reizen, gelijk even uitgebreid het toilet te kunnen bezoeken. Het eerste gevecht is dan de volgorde, wie moet er het nodigst, om er vervolgens achter te komen dat er nog niet eens een kwart rolletje toiletpapier hangt. In ieder geval niet genoeg voor drie personen met hoge nood. Dus rep je je naar de balie waar je heel netjes en zoveel mogelijk in de lokale tongval om een rolletje toiletpapier vraagt. Ze kijken je dan altijd aan alsof je zojuist om de kluis hebt gevraagd. Het ontbreek er nog maar net aan dat ze als bewijs niet om het lege kartonnen rolletje vragen. En slechts met heel veel moeite krijg je dan uiteindelijk één rolletje mee.
Een ander alternatief is in dit geval om op slinkse wijze een rolletje van een karretje van een kamermeisje te pikken. Lukt altijd, als ze er staan.

Of klanten, meestal vrouwen trouwens, van een supermarkt die bij de kassa rustig alles laten passeren zodat de boodschappen aan het einde van de band aanzienlijk ophopen en dat lekker laten gebeuren. Vervolgens krijgen ze te horen hoeveel dat allemaal wel niet kost om pas daarna hun portemonnee op te zoeken in hun tas. Dan vragen ze minstens nog drie keer hoe groot ‘de schade’ is terwijl ze in hun portemonnee op zoek zijn naar die hele berg pecunia. Uiteindelijk loopt het er dan bijna altijd op uit dat ze toch maar liever even pinnen. En pas nadat alles, ook de zegeltjes natuurlijk, weer uitgebreid is opgeborgen in portemonnee en tas beginnen ze met het inpakken van hun zojuist aangeschafte kruidenierswaren, de klanten erachter met aanzienlijke vertragingen opzadelend.

Het is natuurlijk niet levensbedreigend allemaal. Absoluut niet zelfs. Maar toch.