'Politieblog: Kledder'

20 September 2020, 20:43 uur
Lokaal
mainImage

Terwijl zijn collega op de diensttelefoon gegevens invoert, ziet hoofdagent George plotseling iets uit de lucht vallen. Op het hoofd van zijn collega. Hij hoort een hoop gekrijs en kijk snel omhoog.

Bijna half negen op een doordeweekse ochtend. Iedereen is op weg naar school of werk. Er zijn veel kinderen op straat, al dan niet in gezelschap van ouders.

Opeens zien mijn collega en ik een automobilist over de weg slingeren. Mijn maat ziet dat de man een mobiele telefoon aan zijn oor heeft. ‘Dit is levensgevaarlijk zo met al die kinderen. Deze man krijgt een prent’, hoor ik hem zeggen. Na een stopteken zet de bestuurder zijn auto aan de kant, onder een lantaarnpaal in een parkeervak.

De man hoort het betoog van mijn collega gelaten aan en begrijpt dat hij een bekeuring krijgt voor het niet handsfree bellen. Vooral in een situatie met zoveel jeugd om de auto heen is het levensgevaarlijk. Terwijl mijn collega de man te woord staat, loop ik om de auto heen en vraag ik het kenteken op bij de centrale om te zien of er bijzonderheden met dit kenteken zijn.

Terwijl mijn maat driftig op zijn diensttelefoon gegevens invoert, zie ik plotseling iets uit de lucht vallen. Op het hoofd van mijn collega. Ik hoor een hoop gekrijs en kijk snel omhoog. Daar zie ik ze: Twee dikke meeuwen. Als ik weer naar mijn maat kijk, zie ik dat er op de helft van zijn pet een wit met grijze substantie zit, die vanaf de klep op zijn wang druipt. Ook zijn diensttelefoon zit helemaal onder.

Wederom hoor ik een soort gekrijs, maar ditmaal komt het uit de auto. De bestuurder huilt van het lachen en ik hoor hem roepen: ‘Dit is de beste bekeuring die ik ooit heb gekregen!’ Mijn collega geeft de man zijn rijbewijs terug en zegt: ‘Laat het een waarschuwing zijn. Tot ziens.’ De bestuurder rijdt weg met een brede grijns. ‘Bedankt voor het lachen’, roept hij nog.

Mijn collega veegt vervolgens met een zakdoekje de meeuwenpoep van zijn wang. Nou ja, het is meer een soort van uitvegen, want het is nogal een flinke kledder. Nog steeds met een stalen gezicht kijkt hij me aan en zegt: ‘Gelukkig heeft verder niemand dit gezien en zal jij hier nooit met iemand over praten. Toch?’