Hollandse Delta: 'Voortgang toetsing primaire waterkeringen'

9 February 2022, 19:15 uur
Lokaal
mainImage

In 2050 moeten alle dijken die beschermen tegen water uit de zee en de grote rivieren voldoen aan de normen die sinds 1 januari 2017 van kracht zijn. Tussen 2017 en 2022 voeren we hiervoor de eerste beoordelingsronde uit van onze 17 primaire waterkeringen. Met deze wettelijke toetsingen brengen we in beeld in welke mate de dijken van waterschap Hollandse Delta al aan de nieuwe normen voldoen.
Eind december 2021 is weer een drietal toetsingen afgerond. Dat waren dijktraject 22-1 Eiland van Dordrecht-Zuid; traject 25-2 Goeree–Haringvliet en traject 25-4 Goeree-Grevelingen. Dijktraject 25-4 Goeree- Grevelingen kreeg score A+, wat betekent dat dit dijktraject ruim aan de normen voldoet. Dit dijktraject hoeft daarom niet te worden aangepast. Dijktrajecten 22-1 en 25-2 scoren echter onvoldoende.

Einde levensduur asfalt
Bij het dijktraject Goeree-Haringvliet heeft de onvoldoende score vooral te maken met de leeftijd van het asfalt op de Martina Corneliadijk. Dit asfalt heeft het einde van zijn levensduur bereikt. De conditie van het asfalt kan dan achteruit gaan, waardoor het asfalt broos kan worden en kan scheuren. Het asfalt kan het onderliggende grondlichaam van de dijk dan niet meer optimaal beschermen. De komende jaren is de Martina Corneliadijk veilig en het risico op overstroming laag. Maar om ook te voldoen aan de eisen die we aan de dijken stellen voor de toekomst, moet dit dijktraject vóór 2050 verbeterd of vervangen moet worden. Daar worden nu plannen voor opgesteld. Hiervoor bekijken we onder meer wat de meest geschikte techniek voor het verbeteren van dit dijktraject is en welke manier van werken we het beste kunnen gebruiken.

Gevoelig voor piping
Voor dijktraject 22-1, Eiland van Dordrecht–Zuid, wordt de onvoldoende score vooral bepaald door de kans op piping. Piping is het ontstaan van ongewenste kanaaltjes onder een dijk. Daardoor kan water onder de dijk doorstromen, dat zand uit de dijk meeneemt en daarmee de dijk verzwakt. Om te bepalen hoe gevoelig een dijk kan zijn voor piping, worden computermodellen gebruikt. Die houden onder meer rekening met de stroming van water bij de dijk, met de soort grond waar de dijk uit is opgebouwd en wat de ondergrond van de dijk is. Rond het faalmechanisme piping lijken onderzoeken nu uit te wijzen dat de rekenregels in de computermodellen voor sommige soorten dijken misschien aangepast kunnen worden. De verwachting is dat uit de onderzoeken blijkt dat bepaalde situaties minder gevoelig zijn voor het faalmechanisme piping dan eerder werd gedacht. Dat heeft met name te maken met de grondopbouw. Mogelijk worden de rekenmodellen daar binnenkort op aangepast. Daarom worden plannen voor verbetering van deze dijk pas gemaakt wanneer de dijk ook in een volgende toetsingsronde, die in 2023 start,  niet voldoet aan de norm. Omdat de dijk voor de komende jaren nog voldoende veilig, is het verantwoord de verbeterplannen vooruit te schuiven.

Maatregel
De komende jaren zijn dijktrajecten 22-1 en 25-2 veilig en is het risico op overstroming daar nog steeds laag. Als standaard maatregel nemen we, vooruitlopend op de verbeteringen, in het Calamiteitenbestrijdingsplan Hoogwater vanaf nu tijdelijk extra maatregelen op voor deze dijktrajecten. Denk bijvoorbeeld aan extra alertheid bij (dreigende) situaties van hoogwater. Door te zorgen voor de veiligheid van dijken nu én in de toekomst, beschermen we de Zuid-Hollandse eilanden tegen het risico op overstroming.