Boa-wethouder Pascal Lansink-Bastemeijer mag van het stadsbestuur van Rotterdam het aantal buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) dat zich bezighoudt met seksuele straatintimidatie opschroeven van 13 naar 23. Tien man erbij. Tien extra jassen in de stad. En dat zou dan het antwoord moeten zijn op een structureel probleem waar vooral jonge vrouwen dagelijks mee worden geconfronteerd. Maar tien extra boa’s op een stad van meer dan 650.000 mensen is geen daadkracht, dat is symboliek op een koopje.
Seksuele straatintimidatie is geen klein plaatselijk ongemak. Het is een aanval op de openbare ruimte, op de vrijheid van vrouwen zich veilig te voelen in hun eigen stad. En hoewel 23 man extra handhaving belangrijk is, weten we allemaal dat er nooit 23 tegelijk 24/7 ingeroosterd zijn, dus is het een pleister op een etterende wond.
Terwijl Rotterdam zich presenteert als vooruitstrevende wereldstad, zien we dat de prioriteiten in de begroting een geheel ander verhaal vertellen. We hebben geld zat, maar we geven het verkeerd uit. We geven het al zestien jaar verkeerd uit en dat is de precies de periode dat Aboutaleb het voor het zeggen had. Bij alle wethouders met de zware portefeuille Financiën lag de roos op hun schouders. Van de zenuwen.
Neem de renovatie van Museum Boijmans Van Beuningen. Ik blijf het erin wrijven. Wat begon als een noodzakelijk onderhoudsproject, is inmiddels verworden tot een bodemloze put van publiek geld. Ruim 350 miljoen euro. Een astronomisch bedrag dat blijft groeien. Tegen de tijd dat we nu eindelijk eens werkelijk gaan renoveren zijn de kosten een half miljard. Let maar op. En dat voor een museum dat hoofdzakelijk bezocht wordt door Rotterdammers.
Cultuur is belangrijk, absoluut. Maar Boijmans van Beuningen staat op de museumlijst op plaats 24. Wie zich dat realiseert kan zich oprecht afvragen hoe belangrijk zo’n renovatie is als het ten koste gaat van de veiligheid en leefbaarheid voor de eigen inwoners.
Een stad is geen showroom. Rotterdam is niet alleen een plek om kunst te bewonderen, het is vooral een plek om te wonen, te werken en je veilig te voelen op straat. Dat laatste moet heilig zijn. Als het geld op is, moeten er keuzes worden gemaakt. En dan is het niet meer dan logisch dat de veiligheid van Rotterdammers zwaarder weegt dan marmeren vloeren en designverlichting in een museum.
Het probleem van seksuele straatintimidatie verdient méér dan een paar extra handhavers. Het verdient een structurele aanpak met educatie, bewustwording, gemeenschapsinitiatieven én voldoende middelen. En als dat betekent dat een prestigieus museumproject een tandje minder luxueus wordt opgeleverd, dan is dat een prijs die we moeten durven betalen.
Kappen met die onzin. Stop met dat pronken. Het tijdperk uiterlijk schijn van Aboutaleb is voorbij. We hebben boa’s nodig. In de wijk. Op straat. Overdag. ’s Nachts. Elke dag. Elk kwartier. Overal. Gun ons een veilige ouwe dag.
- Ellen Verkoelen is fractievoorzitter van de Jongere Ouderen Unie in Rotterdam.