Afgelopen week las ik in het AD het verhaal over Maryam Zamani. Maryam werd met in 2005 samen met haar moeder en twee broertjes uitgezet en teruggestuurd naar Kabul in Afghanistan. Maryam was toen twaalf jaar. Haar broertjes acht en tien.
Met tranen in mijn ogen las ik het verslag over hun leven na de uitzetting. Hartverscheurend om te lezen hoezeer zij Nederland en hun vrienden missen. Vreselijk om te lezen hoe zij hun leven moeten leven in een verwoest land dat nog steeds dagelijks oorlog en geweld voelt. Een land waar je je leven niet zeker bent en waar vrouwen ondergeschikt zijn. Zo ontzettend knap dat zij daar toch sterk zijn en hun leven min of meer invulling geven.
Hoe is het mogelijk dat een land als Nederland, beschaafd als wij zijn, mensen terugstuurt naar zo’n hel? Hoe kunnen we kinderen daarheen laten gaan? Kinderen die nota bene zijn opgegroeid in Nederland, hier op school hebben gezeten, hebben gespeeld met Nederlandse vriendjes en vriendinnetjes en beter Nederlands spreken dan de taal van het land waar ze vandaan komen.
Ik begrijp best dat we niet iedereen kunnen huisvesten in Nederland. Niet iedereen kunnen verzorgen. Maar deze mensen willen geen verzorging of vertroeteling. Ze willen een veilig leven.
Ik snap ook dat we hiervoor regels hebben opgesteld en dat we die moeten handhaven. Maar zijn er ook niet morele regels? Is de menselijke factor niet veel belangrijker dan het handhaven van een regel die geschreven is achter een onpersoonlijk bureau? Het verhaal doet mij alleen nog meer maar beseffen dat we het zo goed hebben in ons land. Laten we dat niet vooral vergeten.
Hartverscheurend om te lezen
27 April 2018, 10:45 uur
Columns