De politievakorganisaties, de minister van Justitie en Veiligheid en de korpsleiding hebben na lange onderhandelingen voorlopige afspraken gemaakt over het politieonderwijs, de capaciteit en over een tijdelijke regeling voor vervroegd uittreden (RVU). De korpsleiding is blij dat er een resultaat is bereikt waarmee voor de oudere collega’s de mogelijkheid wordt geboden om te kunnen stoppen met werken en waarin ook maatregelen zijn opgenomen die bijdragen aan de inzetbaarheid van het korps in de komende jaren. Dit resultaat is van belang voor alle collega’s. De vakorganisaties bespreken het resultaat in de komende weken met hun leden.
RVU
De afspraken over RVU liggen in het verlengde van de cao 2018-2020 waarin onder meer is afgesproken dat partijen met elkaar in overleg treden als politieke besluitvorming leidt tot de mogelijkheid om een regeling voor vervroegde uittreding af te spreken. In het pensioenakkoord van juni 2019 werd daarin voorzien en in de zomer van 2019 zijn de werkgever en de vakorganisaties daarover met elkaar in gesprek gegaan. De mogelijkheid om specifieke groepen medewerkers tijdelijk vervroegd te laten uittreden, is volgens het pensioenakkoord bedoeld voor oudere werknemers die niet konden anticiperen op de verhoogde AOW-leeftijd en niet gezond kunnen blijven werken tot aan de AOW-leeftijd, bijvoorbeeld vanwege de zwaarte van hun beroep.
De kaders van het pensioenakkoord zijn door de werkgever en de vakorganisaties met de afspraken van dit onderhandelaarsresultaat nu verder ingevuld. Collega’s die in de periode 2021 tot en met 2025 minstens 65 jaar oud kunnen daardoor onder voorwaarden (maximaal) drie jaar eerder stoppen met werken. Om voor de regeling vervroegd uittreden in aanmerking te komen, dient een medewerker bij ontslag minimaal 35 politiedienstjaren te hebben. Volgens de afspraken moet de medewerker bovendien ten minste 25 jaren voor de uitvoering van de politietaak en/of in een bezwarende functie (ATH slijtend) aangesteld zijn geweest.
Daarnaast voorziet het pensioenakkoord structureel in de mogelijkheid om extra verlof te sparen dat tussentijds en voorafgaand aan de AOW kan worden opgenomen. Voor de politie betekent dit dat extra levensfase-uren gespaard kunnen worden. Het pensioenakkoord biedt ook financiële ondersteuning van maatregelen voor duurzame inzetbaarheid. Zodra de kaders hiervoor bekend zijn, wordt daarvoor samen met de vakorganisaties een plan ingediend.
Verkorten politieonderwijs
Tevens zijn met de vakorganisaties afspraken gemaakt over wijzigingen in het politieonderwijs. De politieorganisatie staat voor een enorme uitdaging. De komende jaren verlaten ruim 17.000 ervaren politiemensen de organisatie. Dat gebeurt op een moment dat de druk op de capaciteit en inzetbaarheid al groot is en toeneemt. Om de uitstroom in de komende jaren op te kunnen vangen, is het verkorten van het politieonderwijs en het vergroten van de inzetbaarheid tijdens de opleiding nodig. De nieuwe basispolitieopleiding niveau 4 (allround politiemedewerker) krijgt een doorlooptijd van twee jaar in plaats van drie. De opleiding bestaat uit een schoolperiode (met de nadruk op theoretische vorming) van één jaar en een praktijkperiode van één jaar. Uiteraard blijft randvoorwaarde dat aspiranten goed worden voorbereid op hun werk.
Extra maatregelen capaciteit
De voorziene uitstroom wordt door de regeling voor vervroegde uittreding versneld. Het verkorten van het basispolitieonderwijs heeft naar verwachting onvoldoende effect om deze versnelde uitstroom in de eerste jaren volledig op te vangen. Daarom zijn er, mede op basis van de voorstellen die de vakorganisaties daar eerder al voor deden, aanvullende afspraken gemaakt over het tijdelijk aanstellen van politievrijwilligers, het stimuleren van doorwerken tot de AOW-leeftijd met een bonus van € 6.000, de mogelijkheid om ook na het bereiken van de AOW-leeftijd door te werken en het verhogen van het aspirantensalaris in het tweede jaar van de vernieuwde basispolitieopleiding.