Politie: Blog: Bijzonder werk

25 June 2020, 08:15 uur
Algemeen , 112
mainImage

Een mooie zonnige zaterdag in mei. Hoofdagent Marleen en haar collega hebben een vroege noodhulpdienst. De dienst verloopt rustig. Net voor het einde komt de melding van een ongeval met letsel: twee vrouwen zijn met de sturen van hun fiets in elkaar terecht gekomen en gevallen. 'Ik zeg nog gekscherend tegen mijn collega: “Nou even een paar pleistertjes plakken en dan hebben wij ook lekker weekend.”

Het is een mooie zonnige zaterdag in mei en mijn collega en ik hebben die dag een vroege noodhulpdienst. De dienst verloopt rustig.

Net voor het einde van onze dienst komt een melding binnen van een ongeval met letsel. Twee vrouwen zijn met de sturen van hun fiets in elkaar terecht gekomen en gevallen. Ik zeg nog gekscherend tegen mijn collega: “Nou even een paar pleistertjes plakken en dan hebben wij ook lekker weekend”. Kort daarop komen we op de plek van het ongeval.

Wanneer we op de plek van het ongeluk zijn zie ik gelijk dat we het hier met een paar pleisters niet gaan redden... Een vrouw van middelbare leeftijd ligt op de grond in een enorme plas bloed. Op het moment dat ik naast haar kniel om te kijken hoe het met haar gaat zie ik dat er bloed uit haar oren, neus en mond komt en dat ze een grote wond op haar hoofd heeft. De vrouw reageert niet meer op mijn aanroepen en heeft een snurkende ademhaling. Ik realiseer me dat het vermoedelijk helemaal mis is. Van de meldkamer hoor ik dat de ambulance elk moment ter plaatse kan zijn en kort daarop hoor ik gelukkig de sirenes al. Het enige wat ik op dat moment kan doen is de hand van de vrouw vastpakken en zeggen dat het allemaal goed komt, ook al weet ik op dat moment zelf niet of dat ook daadwerkelijk zo is.

Mijn collega is ondertussen in gesprek met haar vriendin die helemaal over haar toeren is. Zelf heeft ze ook wat kleine verwondingen maar ze maakt zich vooral enorme zorgen over de toestand van haar vriendin. Hoe vreemd moet het ook zijn dat je het ene moment nog gezellig met elkaar aan het kletsen bent en je het volgende moment in zo’n enorme nachtmerrie terechtkomt. De ambulance is inmiddels ter plaatse en ik word gewenkt door een van de ambulancebroeders. De situatie van de vrouw is zodanig ernstig dat ze onmiddellijk overgebracht wordt naar het ziekenhuis waar een specialistisch team stand-by staat en zich over haar zal ontfermen. Er is een reële kans dat de vrouw aan haar verwondingen zal overlijden. Er is geen tijd te verliezen. Via de vriendin weten we waar de vrouw woont en we beseffen dat haar familie zo snel mogelijk op de hoogte gebracht moet worden.

Snel springen we in de auto en rijden naar het adres van de vrouw om haar man op te halen. Hopelijk zijn we nog op tijd en kan hij nog afscheid nemen van zijn vrouw. We vertellen de man dat zijn vrouw een ernstig ongeluk heeft gehad en zeggen er meteen bij dat de toestand van zijn vrouw zeer kritiek is. We vragen hem om met ons mee te gaan naar het ziekenhuis. De man oogt uiterlijk redelijk rustig na het ontvangen van het bericht. Hij pakt gauw wat spullen en een telefoon en stapt bij ons in de auto.

Onderweg naar het ziekenhuis probeer ik een praatje te maken met de man. Hij vertelt liefdevol over zijn vrouw. Ze was met een vriendin naar een tentoonstelling geweest voordat het noodlot toesloeg. Dan begint hij over ons werk. Ik hoor hem zeggen dat hij ons werk zo enorm bijzonder vindt en dat hij zoveel respect heeft voor wat wij doen. “Het moet voor jullie bijvoorbeeld ook enorm moeilijk zijn om zo’n bericht over te brengen aan familie” zegt hij.

Ik kan me op dat moment bijna niet voorstellen dat hij zich nog kan verplaatsen in onze situatie nadat hij net zo’n verschrikkelijk bericht heeft gehoord. Ik mompel dus iets in de trant van: “Dat is ook het meest waardeloze onderdeel van ons werk maar het hoort er bij” en heb enorm veel medelijden met de lieve man op onze achterbank. Kort daarop komen we bij het ziekenhuis waar we gelijk worden opgevangen. We wensen de man veel sterkte en verlaten met een dubbel gevoel het ziekenhuis.

Een paar weken later ligt er in mijn postvakje een brief voor m’n collega en mij. Wanneer ik de brief open zie ik twee grote kleurenfoto’s. Op de ene foto zie ik een vrouw in een ziekenhuisbed aan allerlei draadjes, slangetjes en apparatuur. Op de andere foto staat een stralende vrouw. Ondanks dat ze er anders uit ziet dan toen ik haar op straat zag liggen, herken ik onmiddellijk de vrouw van het ongeluk.

Onder de foto’s staat een getypte tekst. Uit de tekst valt op te maken dat ondanks dat de vrouw nog een enorm lange weg te gaan heeft, ze in ieder geval weer thuis is bij haar familie! Ik krijg gelijk een grote glimlach op mijn gezicht. Mijn glimlach wordt echter nog groter wanneer ik het blaadje omdraai. Handgeschreven valt daar te lezen:

“Beste, bovenste beste! Het heeft lang geduurd voordat er een reactie van ons kwam. Heel hartelijk bedankt uit de grond van ons hart voor jullie reusachtige hulp, klasse! Het ga jullie goed!”

Ik denk terug aan de woorden van de man in de auto en besef ineens dat het helemaal waar is wat hij zei. Wat hebben wij toch bijzonder werk!