Herdenking afvoer van joden na 78 jaar

19 July 2020, 11:31 uur
Algemeen
mainImage
Gemeente Archief / Lex de Herder
De oude omheining van Loods 24 aan de Stieltjesstraat

Het bestuur van de Stichting Loods 24 en Joods Kindermonument herdenken na 78 jaar dat het eerste transport vertrok vanuit Loods 24 in Rotterdam naar Kamp Westerbork.

In overleg met de gemeente Rotterdam heeft het bestuur van de stichting, gegeven de huidige beperkingen vanwege de coronacrises, besloten de herdenking dit jaar in een aangepaste vorm te organiseren.

Burgemeester Aboutaleb heeft zich bereid getoond om 30 juli a.s., met medewerking van RTV Rijnmond, het moment van 30 juli 1942 en wat volgde, op een bijzondere wijze onder de aandacht te brengen. De gemeente Rotterdam en de stichtingen plaatsen eveneens die dag kransen bij de monumenten aan de Eva Cohen-Hartogkade. Ook dit zal door RTV Rijnmond, na de woorden van de burgemeester, uitgezonden worden.

Daarnaast zullen op 30 juli, verdeeld over de dag tussen 9.00 en 17.00 uur, vier groepjes van maximaal vijftien kinderen van basisscholen een bezoek brengen aan Loods24 en het Joods Kindermonument in Rotterdam. Ze worden in Verhalenhuis Belvédère voorbereid op hun bezoek, dan wandelen ze naar de kade en vervolgens zullen de kinderen een bloem leggen. Daarna keren ze terug en dan komt een volgende groep.

Als die dag wordt afgestemd op de website van RTV Rijnmond kunt u daar tussen 19.00 en 20.00 uur op 30 juli een samenvatting zien van het bovenstaande. Na de Kristall-nacht (de nacht van 9 op 10 november 1938) werden ook vele Joodse kinderen niet ontzien, stelt de immer betrokken voorzitter Theo Schut van de stichtingen.

Als zogenoemde reddingsmissie werd een kindertransport opgesteld. Zo’n 10.000 (!) kinderen uit Berlijn, Wenen, Praag en Gdansk werden per trein naar Hoek van Holland gebracht vanwaar een boot hen vervoerde naar Harwich in Engeland.

In het najaar zullen nog eens 56 Stolpersteine In Rotterdam worden geplaatst, ook bekend als struikelstenen. Het is een project van de Duitse kunstenaar Gunter Demnig. Het is een over geheel Europa verspreid monument voor de slachtoffers ter herdenking van onder wie Joden die in de Tweede Wereldoorlog zijn omgekomen.

Huishoudboekje

Het ‘huishoudboekje’ van de gemeente Rotterdam had, net als in andere steden, prioriteit boven het rechtsherstel van Joden die na de Tweede Wereldoorlog hun gestolen onroerend goed probeerden terug te krijgen. Op een aantal punten heeft de gemeente Rotterdam financieel geprofiteerd van de Duitse anti-Joodse maatregelen.

Dat blijkt uit het onderzoek van Hinke Piersma en Marleen van den Berg dat het Nederlands Instituut voor Oorlogs Documentatie (NIOD) in opdracht van burgemeester Aboutaleb heeft ingesteld naar het rechtsherstel van Joodse oorlogsslachtoffers in de periode 1940-1950.

De gezamenlijke Joodse organisaties in Rotterdam zijn door de conclusies van het onderzoek niet verrast. Wel zijn Nederlands Israëlitische Gemeente Rotterdam, Liberaal Joodse Gemeente Rotterdam, Stichting Loods 24 en Joods Kindermonument blij dat het rapport van het NIOD eindelijk meer inzicht biedt in wat de houding is geweest van het gemeentebestuur indertijd tegen de Rotterdams Joodse vervolgingsslachtoffers in de periode na de Tweede Wereldoorlog.

Anders dan in andere steden bemoeilijkt het bombardement in de eerste oorlogsdagen van mei 1940 en de hierop volgende onteigening van al het onroerend goed binnen de brandgrens de volledige beeldvorming over het naoorlogse rechtsherstel van Joodse Rotterdammers.

Zo is het mogelijk dat binnen die brandgrens na de oorlog aan de gemeente Rotterdam gronden zijn toegevallen, die van Joodse Rotterdammers waren waarvan de familie in zijn geheel was uitgeroeid. Van de 13.000 Joden die Rotterdam telde voor de oorlog, kwam slechts 10 procent na 1945 terug. Ook werd buiten de brandgrens gemeentelijke straatbelasting opgelegd, terwijl het Joodse onroerend goed door de nazi’s onteigend was.   

Hoe groot het financiële voordeel (waar het NIOD-rapport in haar conclusie aan refereert) is geweest voor de gemeente Rotterdam valt alleen op een ruwe wijze te schatten. Veel informatie over onroerend goed blijkt in de oorlogsjaren te zijn vernietigd.

De Joodse organisaties in Rotterdam trekken uit het NIOD-rapport de conclusie dat in navolging van Amsterdam en Den Haag moreel rechtsherstel in de vorm van een financiële tegemoetkoming op zijn plaats is. Het enorme leed dat de Joodse bevolkingsgroep is aangedaan kan door een financiële tegemoetkoming niet worden weggenomen, maar het gemeentebestuur kan wel proberen onrechtvaardige bureaucratische beslissingen die in Rotterdam na de Tweede Wereldoorlog gemaakt zijn zo goed mogelijk te repareren.